top of page
hop©4564037.jpg

Over mij

Ik moet met u teruggaan naar de jaren tachtig, nog vóór de klimaatwijziging, toen het in België in de zomer gewoon bleef regenen. Ik was een jaar of elf en had in de gemeentebibliotheek intussen alles over de indianen gelezen. Op een ander rek een ander continent. Dat was de Arabische wereld. 

Op mijn zeventiende, begin jaren 90, kocht ik op schoolreis een boekje Arabisch voor beginners. En op school ging het plots over oorlog want de eerste Golfoorlog was begonnen met live satellietbeelden: dat was helemaal nieuw toen. Het viel mij ook op dat mijn dorp snel seculariseerde maar dat langzamerhand een onbekende religie zichtbaar werd in onze steden. Dat verschil tussen verwereldlijken en belijden merkte ik ook thuis: de verwanten van mijn vader vonden een katholieke orde vanzelfsprekend maar mijn moeder kwam uit een rood nest uit Gent. In ons arbeidersgezin gingen de gesprekken daar helemaal niet over maar als puber zocht ik wel naar woorden, en las ik dan maar boeken over het hoe en waarom van de dingen (waar ik niets van begreep). Het ging over van alles: de Bhagavad gita, Theresa van Avila, Rumi, Kafka. Het was een gekke keuze voor de kracht van de verbeelding in die slordige, ideologieloze tijd van de jaren 90 waar niets er nog toe deed. Ik dacht toen kort samengevat dat ik best maar theologie zou studeren om dan de wereld te verbeteren.

In dat programma zat ook een inleiding tot de islam. Ik schakelde over naar arabistiek aan de KUL, ging reizen in Marokko en de Levant, en zo werd de exotische hobby van de kindertijd ook een echte studie over de talen en culturen van het Midden-Oosten.

Na de aanslagen op de Twin Towers in 2001 maar ook door het spreidingsplan na 'zwarte zondag', merkte ik dat mijn interesse voor de Arabische wereld en voor religiestudies ertoe deden. Blijkbaar ook voor u.

Zo raakte ik begin jaren 2000 betrokken bij journalistieke projecten die op zoek gingen naar een taal in het Vlaamse religie-analfabetisme. Lieven Vandenhaute wilde in zijn programma Republica op Studio Brussel alle facetten van onze cultuur in de ogen zien. We gingen op zoek naar jongerentaal over de grote vragen. In Piazza op Radio 1 kon ik langere tijd een aantal mensen volgen, o.a. een jaar bij de monniken in West-Vleteren die over hun tijdsbeleving wilden getuigen.

Ik raakte ook betrokken bij het taalonderwijs. Er bestaan cursisten die naast hun voltijdse job tijd maken om wat Arabisch te leren, en ik vind er plezier in om samen expertise te delen. De klassen zijn divers: gemengde koppels, maatschappelijk werkers, Vlaamstalige jongeren die thuis iets van Arabisch horen spreken, de zorgsector, taalliefhebbers, veiligheid en justitie, de cultuurliefhebber of de leerkracht NT2 die het eens andersom wil ervaren. Ik ben begonnen in enkele Centra voor Volwassenenonderwijs, nu geef ik les aan het Talencentrum van de Universiteit Gent en in het West-Vlaamse CVO Scala. Vanuit de onderwijspraktijk zijn twee handleidingen ontwikkeld die reageren op de conventionele en onpraktische manier om de taal te onderwijzen. Ze leggen de nadruk op communicatieve vaardigheden en maken didactische keuzes die rijmen met de beginnersniveaus van het ERK. 

Het viel ook op dat studenten omwille van culturele motieven zich voor de taalles hadden ingeschreven. Daarom ontwikkelde ik in de periode 2005-2015 diverse thema’s van de Arabische wereld voor onderwijs en verenigingen. Die research leidde tot een aantal publicaties. In “Over de Koran” (2008, Mets & Schilt) en in het veel ruimere  “Wat de Koran echt zegt” (Davidsfonds, 2016) heb ik het huidige academische debat over de inhoud, structuur en geschiedenis van de Koranteksten op een rij gezet. Een deel van de discussie gaat over de mate waarin de oorsprong en de redactie van de Koranteksten deel uitmaken van de zogenaamde 'Late Oudheid'. Dit handelt over de religieuze taal en concepten die reeds bestonden in de Arabische cultuur en in de imperia daarrond, bij de geboorte van wat later de islam is geworden. In dat verband botste ik op de publicaties van Jacqueline Chabbi, een Franse hoogleraar die het niet eens is met deze 'externalisering' en argumenteert dat de symbolen en gebruiken van de bedoeïenenwereld in de literaire context van de Koran worden onderschat. Ik heb ondermeer een aantal van haar video's 'De woorden van de Koran' (in het Frans te vinden op Facebook) ondertiteld voor de website jihadanders. Dat is een project van de KUL en de Vlaamse Overheid ten behoeve van het islamonderwijs in onze scholen dat interpretaties biedt die ingaan tegen een salafistische benadering van Koranteksten.

Sinds de aanslagen in Brussel maakt 'de islam' deel uit van een maatschappelijk discours - een stuk later dan in Nederland. In Vlaanderen werd religiekritisch spreken aanvankelijk opgevat als een soort racisme en werd religiewetenschappen in zijn algemeen als naast de kwestie weggezet. Net daardoor ontwikkelden zich stereotiepen en bleef het onderwerp onbekend. In die context heb ik deelgenomen aan de uitwerking van de lemma's voor het 'Vademecum van de islam' (2016), een project dat weigerde om thema's te beperken tot een sfeer van 'don't ask, don't tell'.

Intussen gaat de slinger de andere kant op. Nationalistisch discours beschrijft islamitische groepen als een buitenlandse beweging van crypto-burgers, als non-religie. In andere werkvelden kiest men voor een binnenperspectief en wordt een persoonlijk getuigenis over moslim-zijn verward met kritische analyse.

 Ikzelf wil niet kiezen voor een (anti-)confessionele of theologisch-dogmatische aanpak. Daarom ben ik lid van EUCRES, of het Europees Centrum voor Religiestudies, dat godsdiensten interdisciplinair bestudeert en religie beschouwt  als een cultureel fenomeen dat je maar best in de ogen kijkt, als feitelijk menselijk gedrag, maar zonder waardeoordeel en zonder uitspraak te doen over het eventuele metafysische karakter ervan. 

 Op dit ogenblik ben ik aan de slag met een drietal projecten. Vooreerst de vraag: hoe werkt religieuze taal? Welke cerebrale processen zorgen voor begrip? Ik doe een beroep op cognitieve linguïstiek die stelt dat ons dagelijks spreken verloopt in metaforen, waarmee een op het lichaam gebaseerde betekenis ingeschakeld wordt voor denkprocessen en abstracte conceptualisering. Cognitieve taalkunde is een onontgonnen veld voor Koranstudies en probeer ik rustig te exploreren.  Een andere ontdekkingsreis is de tocht van Rifa al-Tahtawi naar Parijs (1826-1831). Hij schreef hij voor de Egyptische bevolking die nog nooit in Europa was geweest een soort handleiding over 'de Europeaan', die ik aan het vertalen ben. Tenslotte in het onderwijsveld neem ik deel aan een fusieoperatie van scholen in West-Vlaanderen die taalleerkrachten van verscheidene organisatieculturen tot gelijke integratieprincipes wil brengen op het vlak van taaldidactiek en testing.

bottom of page