Zoete charmes van de Oriënt
De oriëntalisten
Ook in de negentiende eeuw was mobiliteit een zegen. Stoomschepen en de eerste treinen brachten toeristen naar exotischer oorden. Ook talrijke kunstenaars uit de negentiende eeuw trokken gretig naar verre gebieden in het Midden-Oosten. Ze zochten de romantiek van ruiters in de woestijn, de pracht van machtige stadspoorten, de zinnelijkheid van haremslavinnen, de kleurrijke wemeling van marktpleinen waar mannen een waterpijp roken en vrouwen sinaasappelen kopen.
Het werk van deze zogeheten ‘oriëntalisten’ liet het publiek dromen. Hardwerkende burgers uit benauwde huizen projecteerden hun verdrongen verlangens in wulpse scènes uit de Oriënt. Zij verlustigden zich in de aanblik van oasen, waar de ruisende palmen uit de sprookjes van duizend-en-één-nacht dagelijkse werkelijkheid waren.
Daarnaast reisden kunstenaars en fotografen mee in de veldtochten van het opkomende imperialisme, om de heldendaden en de exotische locaties voor het nageslacht vast te leggen.
In de twintigste eeuw raakte de stroming onder het stof. Het werd gewoon kitsch en de artiesten werden van dédain en racisme beschuldigd. Toch halen de werken opnieuw topprijzen. Vaak zijn de kopers mensen uit de Arabische wereld. De schilderijen bieden een beeld van verdwenen gebruiken, landschappen of kledij, maar brengen de mensen ook aan het lachen over de starre manier hoe westerlingen ooit naar 'de Oriënt' keken, of kijken.
We zien heel wat werken van onder andere Eugène Delacroix en Jean-Léon Gérôme, maar ook Paul Klee of Kandinsky. Naast de cultuurhistorische duiding hoor je scènes uit Flauberts 'Reis naar de Oriënt' die de je doen wegdromen bij de schilderijen - want daar waren ze ooit voor bedoeld.
